Veldwerk conclusie
Door: Stijn
19 April 2007 | Oeganda, Gulu
* Dit is mijn laatste column uit Oeganda (terwijl ik inmiddels al weer op Nederlandse bodem ben). Hij verschijnt nu pas op mijn website i.v.m. een latere publicatiedatum in de krant van de Vrije Universiteit Amsterdam.
‘Wanneer kom je eigenlijk terug van vakantie?’ luidt de titel van de e-mail van mijn verre vriend. Het digitale tijdperk overbrugt vele afstanden, maar niet de werelden van verschil. Ik in mijn laatste week in ‘het veld’ in het noorden van Oeganda. Hij op vrijdagmiddag op kantoor, voor het langverwachte weekend in Nederland.
Veldwerk is intens. Mijn werkplek is de wereld om me heen. Ik wil alles weten, alles zien en alles begrijpen. Het is 24 uur per dag op kantoor zijn. Er is echter nooit koffiepauze, zelfs als ik niet formeel met mijn onderzoek bezig ben. In het lokale café, op de markt, op straat. Mijn zintuigen staan dag en nacht op scherp. Overal vind ik stukjes informatie die bijdragen aan het beter begrijpen van de samenleving waarin ik me begeef. Het is een werkdag zonder begin, maar ook een werkdag zonder einde.
Dezelfde postautobus die me zo’n drie maanden geleden naar het noorden van Oeganda bracht, brengt me nu weer terug naar de hoofdstad, Kampala. We rijden langs de concentratieachtige vluchtelingenkampen. Mijn gedachten gaan terug naar de gesprekken over vrede. We rijden over wegen met gaten. Mijn gedachten gaan terug naar de gesprekken over het verminkte lichaam. We rijden langs de legerbarakken. Mijn gedachten gaan terug naar de gesprekken over rechtvaardigheid.
Ik stap uit in de drukte van Kampala. “You have survived Gulu”, zegt dezelfde vrouw met een (hopelijk andere) tros bananen op haar hoofd. Antropologisch onderzoek zie ik als mezelf innestelen in een ‘vreemde’ samenleving. Nu moet ik mezelf weer los gaan maken. Mezelf klaarstomen om terug te keren naar Nederland. Hoe langer ik weg ben, hoe meer ik me realiseer waar ik eigenlijk thuishoor. Dit betekent niet dat ik nooit meer voor langere periode naar het buitenland wil, het betekent alleen dat het duidelijk is waar ik uiteindelijk weer terug wil komen. Ik zal altijd open blijven staan voor het andere leven. Het gaat echter om tijdelijk aanpassen. Niet om mijn eigen achtergrond te vergeten.
In Nederland ga ik de laatste fase van mijn onderzoek in. Het schrijven van mijn scriptie. Data analyseren, verhalen nalezen, theorieën toepassen. Aan mijn bureau. Het herkauwen van wat ik in Oeganda allemaal heb ervaren. Vanachter mijn vertrouwde computer. Vanuit een nieuw perspectief. Theorie heeft een gezicht gekregen. Data zijn leven ingeblazen. Verhalen zijn persoonlijke herinneringen geworden. Hoe vaak zal ik niet terugdenken aan hen die zich hier voor mij hebben opengesteld?
Mijn veldwerk zit erop. Een periode van nieuwe inzichten en knagende vragen. Een periode gevuld met emoties en relativiteit. Een periode van persoonlijke ontwikkeling en gezamenlijke kennisdeling én keihard werken. Ik ben toe aan vakantie.
‘Wanneer kom je eigenlijk terug van vakantie?’ luidt de titel van de e-mail van mijn verre vriend. Het digitale tijdperk overbrugt vele afstanden, maar niet de werelden van verschil. Ik in mijn laatste week in ‘het veld’ in het noorden van Oeganda. Hij op vrijdagmiddag op kantoor, voor het langverwachte weekend in Nederland.
Veldwerk is intens. Mijn werkplek is de wereld om me heen. Ik wil alles weten, alles zien en alles begrijpen. Het is 24 uur per dag op kantoor zijn. Er is echter nooit koffiepauze, zelfs als ik niet formeel met mijn onderzoek bezig ben. In het lokale café, op de markt, op straat. Mijn zintuigen staan dag en nacht op scherp. Overal vind ik stukjes informatie die bijdragen aan het beter begrijpen van de samenleving waarin ik me begeef. Het is een werkdag zonder begin, maar ook een werkdag zonder einde.
Dezelfde postautobus die me zo’n drie maanden geleden naar het noorden van Oeganda bracht, brengt me nu weer terug naar de hoofdstad, Kampala. We rijden langs de concentratieachtige vluchtelingenkampen. Mijn gedachten gaan terug naar de gesprekken over vrede. We rijden over wegen met gaten. Mijn gedachten gaan terug naar de gesprekken over het verminkte lichaam. We rijden langs de legerbarakken. Mijn gedachten gaan terug naar de gesprekken over rechtvaardigheid.
Ik stap uit in de drukte van Kampala. “You have survived Gulu”, zegt dezelfde vrouw met een (hopelijk andere) tros bananen op haar hoofd. Antropologisch onderzoek zie ik als mezelf innestelen in een ‘vreemde’ samenleving. Nu moet ik mezelf weer los gaan maken. Mezelf klaarstomen om terug te keren naar Nederland. Hoe langer ik weg ben, hoe meer ik me realiseer waar ik eigenlijk thuishoor. Dit betekent niet dat ik nooit meer voor langere periode naar het buitenland wil, het betekent alleen dat het duidelijk is waar ik uiteindelijk weer terug wil komen. Ik zal altijd open blijven staan voor het andere leven. Het gaat echter om tijdelijk aanpassen. Niet om mijn eigen achtergrond te vergeten.
In Nederland ga ik de laatste fase van mijn onderzoek in. Het schrijven van mijn scriptie. Data analyseren, verhalen nalezen, theorieën toepassen. Aan mijn bureau. Het herkauwen van wat ik in Oeganda allemaal heb ervaren. Vanachter mijn vertrouwde computer. Vanuit een nieuw perspectief. Theorie heeft een gezicht gekregen. Data zijn leven ingeblazen. Verhalen zijn persoonlijke herinneringen geworden. Hoe vaak zal ik niet terugdenken aan hen die zich hier voor mij hebben opengesteld?
Mijn veldwerk zit erop. Een periode van nieuwe inzichten en knagende vragen. Een periode gevuld met emoties en relativiteit. Een periode van persoonlijke ontwikkeling en gezamenlijke kennisdeling én keihard werken. Ik ben toe aan vakantie.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley